Bafloër Jan Potma: ‘Urk was een hoogtepunt, dat had ik nooit willen missen’

Bafloër Jan Potma: ‘Urk was een hoogtepunt, dat had ik nooit willen missen’

Jan Potma uit Baflo leek zijn trainersloopbaan te hebben afgesloten. Enigszins onverwachts trok hij afgelopen seizoen de deur achter zich dicht bij het stad-Groninger Amicitia VMC. Potma blijft echter beschikbaar voor de ‘trainersmarkt’, maar kijkt het even aan. Op verzoek van EemsmondSport blikt hij terug op een rijk voetballeven en de dubbelrol in het leven van zijn zonen Jordy en Arjan, waarbij uiteraard ook wordt stilgestaan bij de terugkeer van Jordy naar Rood Zwart Baflo.

door Kees Bouma

Jan Potma werd in 1960 geboren in Harlingen en ging in Leeuwarden voor het eerst voetballen bij MKV ’29. Na de verhuizing met zijn ouders naar Delfzijl voetbalde hij bij Neptunia en later bij Farmsum, met onder meer Rudy Regensburg, Rolf Landman en Gerry van der Laan. Toen Jan Potma naar Kloosterburen verhuisde, ging hij daar voetballen met mannen als Han Bos, die hij een fantastische keeper’ vond, Martin Hofman, Jos Kornhorn en Wim Vos. Potma voetbalde ook nog bij FC LEO nadat hij met echtgenote Petra in Leens was gaan wonen. Daar trapte hij menig balletje met mannen als Bennie Batema, Dick Hoogakker en Jaap van der Ploeg. Potma: ‘Als voorhoedespeler scoorde ik regelmatig een goaltje. Vrije trappen waren mijn specialiteit, evenals inzicht en techniek. Ik had te weinig loopvermogen om de top te halen. Ik heb op het niveau van de tweede klasse gespeeld, waar destijds de eerste klasse het hoogste niveau was. Meer zat er niet in, Er waren spelers die veel beter dan mij waren.’

Wanneer besloot je trainer te worden?
‘Mijn vader was trainer bij diverse clubs en daardoor is er een vonk overgesprongen. Ik vond het superinteressant en ben mij er destijds in gaan verdiepen. Tijdens mijn opleiding als docent paste het ’trainer zijn’ er goed bij. De eerste cursus (TC3) heb ik bij Jan Teunissen gevolgd en TC2 bij Henk Bodewes. Daarna deed ik UEFA A, samen met Wim Bakering, Paul Raveneau en Johan Pitstra. We reisden iedere twee weken af naar Zeist. Het was veel werk en we maakten lange dagen, maar wat hadden we samen een plezier in de auto.’

Wat voor trainer was je?
‘Terugkijkend op mijn veertig jaar trainerschap realiseer ik me dat ik in de beginjaren veel minder goed kon relativeren. Ik wil altijd winnen. Soms moet je echter ook accepteren dat een ander team beter, tactisch slimmer of meer geluk afdwingt. Ik win nog steeds heel graag, maar weet ook dat voetbal een spel is waar we de maatschappelijke normen en waarden moeten accepteren. Daar zijn nog hele grote stappen in te maken. De meeste (top)voetballers en trainers zouden zich daar als voortrekkers of rolmodellen veel bewuster van moeten zijn. Ik ben een trainer die uitgaat van vertrouwen, vriendschap, zelfkennis en verbinding. Je neemt deel aan een groepsgebeuren en bent dus ook medeverantwoordelijk voor dat proces.’

De training voorbereiden en kijken of iets toepasbaar was, vond Potma senior altijd een uitdaging.  Daarna werd er teruggekeken en waar nodig aanpassingen in de training doorgevoerd. ‘De wedstrijddag vond ik iedere keer opnieuw fantastisch, ongeacht het resultaat. In mijn hoofd was ik de hele week de wedstrijd al aan het spelen. Mijn gevoel over de grootste kans op winnen bepaalde mijn tactiek. Beter een slechte wedstrijd winnen dan een goede wedstrijd verliezen. Ik denk dat ik tactisch redelijk sterk ben. Verder waren mijn selecties fysiek altijd in orde en kwamen spierblessures nauwelijks voor. Dat heeft met de trainingsvoorbereiding en de aanpak te maken.’

Je bent meerdere jaren trainer van je beide zoons geweest. Gaf het wel eens problemen of was het alleen maar prettig?
‘Terugkijkend vind ik het echt fantastisch. Van jongs af aan voetbalden we op het pleintje bij ons in de straat met zelfgemaakte doeltjes. Een half uur voor etenstijd speelde ik tegen de beide jongens. Zij vonden dat ook prachtig. Later trainde ik ze bij jeugdelftallen en ging ik ’s ochtends kijken bij wedstrijden. Als mijn eigen wedstrijd dat nog toe liet. Als trainer heb ik ze meegemaakt bij Lycurgus, Rood Zwart Baflo en Amicitia VMC. Uiteraard zijn ze het niet altijd met mij eens geweest en dat is goed. Ik vind dat zij een eigen mening moeten hebben. Dat is belangrijk in het leven. Dat hebben we ze thuis ook geleerd. Maar wel met respect voor de ander. Ik behandelde ze zoals ik iedere andere speler behandelde. Dat konden buitenstaanders soms niet begrijpen. Voor mij was dat het zuiverst. Jordy en Arjen hebben dat ook zo ervaren. Jordy speelt nu opnieuw bij RZB en Arjen mag helaas niet meer voetballen door kraakbeenletsel in zijn knie.’

Na vijf jaar SV Lycurgus was je daarna bij drie clubs maar maximaal één seizoen in dienst. Hoe verklaar je dat?
‘Ik heb twee keer mijn contract opgezegd omdat ik geen perspectief zag. In een ander geval was er geen sprake van chemie en dan is het beter om niet verder te gaan. Bij CVVB moest ik gaan vanwege mijn licentie. Handhaving in de eerste klasse was al fantastisch, na een onverwachte promotie met een compleet verjongd elftal. Daarna ben ik dus de UEFA A, het vroegere TC 1, gaan doen en heb bij Be Quick 1894 een jaar als assistent mijn stage gedaan.  Na Urk speelde de thuissituatie een belangrijke rol, evenals mijn werk als docent. Ik koos ervoor om in het VMBO te gaan werken in Winsum, daar waar ik eerder in het basisonderwijs in Haren had gewerkt.’

In de achterliggende decennia heb je heel wat clubs onder je hoede gehad. Op welke club kijk je het meest tevreden terug?
‘Dat zijn er toch echt veel. Be Quick, Urk, VEV ’67, CVVB, SV Lycurgus, Rood Zwart Baflo, Omlandia, Pelikanen, Neptunia, OKVC en SC Loppersum. Iedere vereniging heeft zo zijn charme en de tijdgeest speelt daarin ook een rol.  SV Lycurgus blijft voor mij een bijzondere club. In de eerste periode ben ik vijf jaar aan die club verbonden geweest. Prachtige mensen, met veel intrinsieke motivatie en veel onderling vertrouwen. Dan levert dat uiteindelijk iets moois op. Dat koester je. Veel contacten uit die tijd bestaan nog steeds. Rood Zwart Baflo is ook bijzonder. Kampioen worden in een ongelooflijk moeilijke klasse en het seizoen erop de promotie onterecht missen. Het zij zo. Met Jaap, Jacob en Klaas als staf? Dat was een leuk samenzijn. En Urk? Ja, dat was zeker een hoogtepunt. Dat had ik nooit willen missen.’

Was hoofdklasser Urk trainen een hoogte- of dieptepunt?
‘Een hoogtepunt. Ik had het nooit willen missen. Wat een beleving en wat een talent. Het zijn de mooie momenten, de sociale contacten en voetbalsituaties die mij mede hebben gevormd als trainer, maar vooral als mens. Daar heb ik ook ervaren dat een uitspraak ‘wie betaalt, die bepaalt’ de realiteit is. Als trainer vaar ik altijd mijn eigen koers. Daar wil ik wel van afwijken mits het aan mijn normen en waarden blijft voldoen. Ik ben helaas niet zo’n meeloper. Dat zullen velen beamen’, lacht de oefenmeester.

Heb je het verschil tussen een dorps- en een stadsclub duidelijk ervaren?
‘Het voetbal is sinds de coronatijd veranderd. Goede spelers willen met hun vrienden voetballen en je ziet de afgelopen jaren dan ook veel vriendenteams opkomen. Het voordeel van een dorpsclub is dat het hele dorp achter de club staat. Iedereen doet wel iets bij of voor de club. De toeschouwersaantallen zijn veelzeggend op dit gebied. Een stadse club neemt nauwelijks nog publiek mee.’

Over stadse clubs gesproken. Je bent vrij plotseling vertrokken bij Amicitia VMC. Wat was de reden van je vertrek?
‘Bij Amicitia VMC heerste een perfecte sfeer, maar alle spelers van het eerste elftal stopten. Een deel wenste als vriendenteam lager te spelen, omdat ze minder wilden trainen. Andere spelers zijn toen ook rond gaan kijken. Pas op de deadline van de overschrijving heb ik besloten te stoppen, omdat er niet genoeg spelers overbleven om de doelstelling te realiseren. Een selectie moet concurrerend zijn en maximaal willen trainen.’

Wat ga je nu doen op voetbalgebied?
‘Op dit moment heb ik geen plannen, ondanks dat er al een club heeft gebeld. Ik wil het even afwachten, maar in het voetbal kan het snel gaan. Vooralsnog ben ik thuis aan het verbouwen en dat kost ook tijd. Bovendien komt er ook een vakantie aan en daar kijk ik naar uit. Het afgelopen jaar heeft er wel ingehakt. Er hebben zeven verschillende spelers op de goal gestaan bij Amicitia VMC omdat er een keeper ontbrak. De leiders Dennis en Rob hebben velen moeten bellen om mogelijk aan te sluiten bij het eerste elftal. Het is een hele prestatie dat we in de vierde klasse zijn gebleven.’

Wat zijn de beste vijf spelers die je getraind hebt?
‘René van der Duin
(De Pelikanen): Een slangenmens, bescheiden voetballer/mens, technisch en tactisch uitstekend. Hij maakte soms acties waarvoor je wel moest gaan staan en applaudisseren.
Jelle Loosman(Urk): Een geweldige motivator, keiharde controleur/verdediger, onverzettelijk, voorbeeldige inzet tijdens training en wedstrijd en een echte aanvoerder.
Gijs LokhorstVEV ’67): Een veel scorende spits, lastige tegenstander, geslepen, tactisch sterk en gewiekst in het strafschopgebied. Hij wist vele strafschoppen te versieren.’
Martin de Vries (VEV ’67): Formidabele techniek, groot tactisch inzicht, echte spelverdeler en een harde werker. Hij had meer uit zijn amateurcarrière kunnen halen.
Harrie Heersema(Omlandia): Een enfant terrible met een 110 procent wedstrijdinzet en 90 procent op de training. Speelde altijd op de rand van het toelaatbare en had een neusje voor de goal. Het was een veel scorende spits en lastig voor tegenstander. En niet te vergeten, hij was belangrijk in de gezellige derde helft.’

Hoe belangrijk was een elftalleider voor jou? Beschrijf eens eentje waar je prettig mee samengewerkt hebt?
‘Ik heb het geluk gehad dat ik bijna altijd bijzondere leiders of teammanagers mee mocht maken. Nooit ruzie gehad met een leider en in de meeste situaties altijd contact onderhouden in de jaren erna. Soms is het wel iets verwaterd, maar toch… De meeste elftalleiders die ik mee mocht maken, hadden alles voor elkaar en regelden de randzaken er om heen. Daardoor kon ik mij focussen op het voetbaldeel. Bert Noordhof De (Pelikanen), Jaap en Jacob (RZB), Piet (Omlandia) en Bert (VEV ’67) zijn zomaar een paar namen.’

De meest opvallende leiders waren volgens Potma;
Peter de Poel (Lycurgus): Gedreven, liet niets aan het toeval over. Een fijne kerel met het hart op de goede plaats, had alles over voor ‘zijn’ spelers en toonde zich een prima organisator.
Bennie Berghuis (Noordwolde): Een fijn en integer mens, punctueel, duidelijk, organisatie honderd procent, altijd aanwezig en alles perfect geregeld. Iemand die altijd rustig blijft.
Johan Post (Urk): Een fantastische kerel, betrouwbaar, goede organisator, bijzonder betrokken en emotioneel. Een echte winnaar.

Potma heeft ook nog andere hobby’s buiten het voetbal zoals klussen, vissen, een film kijken, planten stekken en lezen. Zijn mooiste boeken zijn: ‘De meeste mensen deugen’ van Rutger Bregman, ‘Achtstegroepers huilen niet’ van Jacques Vriens en ‘Misschien wisten zij alles’ van Toon Tellegen.  Potma heeft nog niet het volle vertrouwen in een snelle terugkeer van FC Groningen naar de eredivisie, maar toont veel vertrouwen in Dick Lukkien. ’Ik hoop van harte dat ze terugkomen op het niveau waar de FC hoort te spelen. Tot op heden ben ik echter nog niet gecharmeerd van de aankopen. Ik vrees dat het scorend vermogen met name vanuit de buitenkanten ontbreekt. Maar wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.’

Wil je nog iets kwijt?
‘Ja, over Jacob Boekweg. Wedstrijdsecretaris van SV Lycurgus. Een gedreven en uitzonderlijk mens. Heb ik nog altijd contact mee. Jacob is het cement tussen de stenen en SV Lycurgus heeft met hem een topper in huis. Ik heb veel respect voor hem en weet dat hij een voorbeeld is van hoe je als mens sociaal kan omgaan met je medemens. Petje af. Iedere vereniging heeft of wenst zich zo’n persoon.’

En dan komt het verhaal automatisch uit bij een van de inmiddels even aangestipte voetballende zoons van de oefenmeester.  Jordy Potma weet wat het is om je vader als trainer te hebben. Niet erg gebruikelijk en dus luidt de eerste vraag hoe hij dat heeft ervaren. ‘Naast het trainingsveld is hij mijn vader. Maar tijdens de wedstrijden en trainingen was hij trainer/coach en ik een van zijn spelers. Zo heb ik het ook altijd beleefd en ervaren. Hij is een trainer, die geen onderscheid maakt en een duidelijke visie heeft op voetbal. Dit heb ik zelf als erg prettig ervaren. De mooiste periode was voor mij het kampioenschap in seizoen 2017/2018 met Rood Zwart Baflo. We hebben toen clubhistorie geschreven en wat ik erg speciaal vond is dat wij met zijn drieën hier een steentje aan bij hebben mogen dragen.’

Werd er onder de douche wel eens gemopperd over de trainer? En wat voor gevoel gaf jou dat? 
‘Tuurlijk, dat hoort zo. Sport is emotie voor spelers en staf. Het is voor een trainer altijd lastig om alle selectiespelers tevreden te houden. Dat gaat je ook echt niet lukken. Je kunt er tenslotte maar elf opstellen. Maar een kracht van mijn vader is, dat hij zich altijd zelf de waaromvraag stelde en daarmee spelers kon uitleggen waarom iemand niet speelde. Hij hield hierin altijd rekening met de vraag welke kwaliteiten het team nodig had om zo goed mogelijk te kunnen presteren. Je kijkt hierin naar het team betreffende linies, posities en individuele kwaliteiten. Het gaat tenslotte om het winnen.’

Wat zijn de sterke punten van je vader als trainer? 
‘Hij is tactisch sterk, betrokken, empathisch en pedagogisch onderlegd.’

Jij gaat weer naar RZ Baflo. Wat zijn je ambities en verwachtingen? 
‘Ja, ik keer terug op het oude nest en heb er veel zin in. Ik heb het gevoel dat ik er word gewaardeerd en zeg nu zelf, wat is er mooier dan voor je eigen dorp uitkomen. Een persoonlijke ambitie van mij is RZB in de 4e klasse weten te behouden. Ik heb het gevoel dat de selectie, staf en supporters zich inmiddels wel realiseren dat er komend seizoen uit een ander vaatje getapt moet worden.  Dat geeft mij energie en vertrouwen en daarom zet ik deze stap. Ik hoop vanuit mijn routine een bijdrage te kunnen leveren aan de prestaties van het team en de jongere spelers op een positieve manier te kunnen beïnvloeden in het beter leren voetballen.

De klasse waarin RZ Baflo zal acteren, is er niet zwakker op geworden door de komst van ploegen zoals NEC Delfzijl en Omlandia. Jordy Potma verwacht dat NEC Delfzijl, Holwierde, Middelstum en DVC Appingedam bovenin zullen meedraaien. ‘Maar tenslotte kan iedereen van iedereen winnen. Winnen is meedoen, verliezen is achter de feiten aanhobbelen. Ik kijk uit naar de mooie wedstrijden die ongetwijfeld zullen volgen.’

De kans is vrij groot dat vader Jan een van de aandachtige toeschouwers zal zijn op het Bafloër sportpark. Enerzijds omdat zijn liefde voor het spelletje er nog steeds is, anderzijds vanwege het feit dat hij met veel meer dan het oog van een trotse ouder naar de verrichtingen van zijn zoon zal kijken. En ongetwijfeld met en gezonde, kritische blik naar de club die hij drie jaar onder zijn hoede heeft gehad.