Een doodnormale voetbaldag in de provincie (2)
In het weekeinde valt er langs de lijn heel wat meer te beleven dan de gebeurtenissen waarvoor men doorgaans naar sportparken afreist. Langs de lijn wordt er heel wat gedaan of geroepen. Soms zelfs nog meer dan dat er binnen de lijnen plaatsvindt. Niet zelden levert een bezoekje de meest vreemde opmerkingen en gesprekken op. Wij proberen de bezoekers van onze website daar regelmatig deelgenoot van te maken. Wellicht herkent u iets van uzelf, misschien tovert het een glimlach op uw gezicht.
‘De humor ligt op straat meneer Sonneberg.’ Het was een zinnetje uit een grappige sketch van Wim Sonneveld. Er is altijd wel iets grappigs of opmerkelijks te vinden. Zelfs in de meest alledaagse situaties. Je moet er alleen voor open staan om het te zien. Langs de lijn is dat niet anders. We nemen u mee naar een van de vele sportparken die EemsmondSport in een jaar tijd bezoekt. Terwijl op het hoofdveld de echte sterren aan het werk worden gezet, vindt er op een naastliggend bijveld een duel plaats dat veel over het niveau verraadt. Het zijn de mannen die graag willen, maar niet meer de flitsende acties in huis hebben van de jongens die tot het vlaggenschip van de vereniging behoren. Die na het trekken van een sprintje nog net niet aan de zuurstof hoeven. Je kunt er alleen maar respect voor hebben, al vraag ik me wel eens af hoe ongezond het is om met een buik die ‘morbide obesitas’ verraadt op een veld rond te hobbelen.
Met dat beeld voor ogen moet ik meteen denken aan dat reclamespotje van de televisie. Clubicoon Henk die in weer en wind de tussenstand doorgeeft omdat de vereniging nog geen scorebord heeft. En als het elektronische wonder er wel staat iemand naast zich krijgt die dat niet in de gaten heeft. Al kauwend op een zojuist bemachtigde vette hap en met een veel te krap shirt om de schouders aan Henk vraagt hoeveel het staat. ‘Nou, zeg het maar Henk.’ Die zegt niks en wijst alleen maar naar de overkant. De voetballer, ik denk althans dat het er eentje is, knikt instemmend en eet rustig verder.
Achter mij zijn ze dus ook op het niveau ‘ouwe jongens krentebrood’ bezig. Kun je precies zien wie er nog wat aan doet om iets zichtbaar te houden van wat vroeger een goddelijk atletisch lichaam moet zijn geweest, maar pik je er ook zo de spelers tussenuit die zich daags na de wedstrijd bij een fysiotherapeut of clubarts melden. Kees is zo’n speler, zou zo mee kunnen doen in het reclamespotje van Henk. Hij is ongetwijfeld van goede wil, maar veel komt er niet van zijn voeten. En als hij dan al iets goeds doet, dan wil hij het weten ook. Wordt er compleet vergeten dat voetbal een teamsport is. De elftalleider kan schreeuwen wat hij wil. Dat die bal toch echt naar rechts moet waar de spits volledig vrij voor doel staat. Het tikkie breed waar iedereen op zit te wachten komt er echter niet. Eerst moet er nog een aantal tegenstanders voorbij worden gelopen. Bij de eerste twee lukt Kees dat nog, de derde vindt het mooi genoeg geweest. Hij kan nog net wat extra pondjes in de strijd gooien. Kees krijgt een flinke beuk en blijft kermend op de grond liggen. Weg is de kans op de gelijkmaker.
Nadat de scheidsrechter van dienst voor een overtreding heeft gefloten, mag er verzorging komen. U kent dat wel. Iemand die zonder enige vorm van kennis op het gebied van sportblessures met waterzak en spons het veld betreedt. Het wonderwater is kennelijk uitgewerkt. Kees is, spreekwoordelijk gezien dan, niet meer te redden en moet tussen twee man in van het veld worden gedragen. En dat terwijl op het hoofdveld de linkerspits van de thuisclub een soortgelijk trucje uithaalt, maar wel tot een fraaie voorzet weet te komen en een van zijn aanvallers vervolgens ziet scoren. Het levert de gekwetste pechvogel een flinke sneer op. ‘Kijk Kees, zo doe je dat’, wordt hem op sarcastische toon toegebeten. Kees kan nog net een grimas op zijn gezicht toveren en zegt: ‘Ja, dat kon ik ook toen ik van zijn leeftijd was en voordat de frituurpan op het aanrecht stond.’ Hij verdwijnt daarna strompelend richting kleedkamers. In de loop van de tweede helft keert Kees zonder begeleiding terug om nog een deel van die andere wedstrijd te volgen. Hoewel het allemaal nog lang niet soepel oogt, lijkt het weer wat beter met hem te gaan. Zijn eigen elftal heeft met één doelpunt verschil verloren. Hoe anders was het misschien gelopen als Kees wel naar de bank had geluisterd. ‘Hoe lijkt het hier’, vraagt hij aan zijn buurman terwijl hij een glas bier op de dug-out parkeert en zijn tanden in een broodje hamburger zet. Die zegt niks en wijst alleen maar naar het scorebord.


