Edward Pechler uit Bierum voltooide onlangs zijn honderdste (ultra)marathon. Die mijlpaal bereikte hij na het volbrengen van de SallandTrail in Nijverdal. Tachtig kilometer om zijn gedraaf van de afgelopen twintig jaar te overdenken. Het zouden er vanwege griepklachten vijftig worden, maar ook die afstand bood hem ruimte genoeg om zichzelf de vraag te stellen wat er nou zo leuk is geweest aan al die duurlopen en welke hem uiteindelijk zullen bijblijven als ooit het moment is aangebroken dat hij er een punt achter zet.
De eerste keer dat Edward Pechler aan een ‘langere’ wedstrijd begon was toen hij aan de start van de Plantsoenloop in Groningen verscheen. Het werd voor hem een eerste kennismaking met ‘echte hardlopers’, zoals hij dat zelf omschrijft. ‘Ik stond toen heel ongemakkelijk aan de start. Met een wedstrijdchip aan de schoen. Alsof het echt ergens om ging.’
Het zou daarna anderhalf jaar duren alvorens hij zich opnieuw aan een marathon zou wagen. Dat was in 2006 de Groningen Stad Marathon, die hij in 3.25.56 uur wist af te leggen. ‘Voor deze marathon was een apart trainingsgroepje opgericht. Ik trainde altijd alleen, maar heb me daar toen bij aangesloten. De marathon ging beter dan ik had verwacht en het trainen beviel me wel. Ik werd lid van Loopgroep Bedum omdat de trainingsgroep na de marathon niet doorging. Destijds woonde ik in de stad-Groninger wijk Beijum, dus was dat voor mij een logische stap.’
Het karten verdween naar de achtergrond, hardlopen zou zijn nieuwe passie worden en een doel had hij ook al. Ooit de marathon onder de drie uur lopen, dat werd het streven. De eerste ultra, de Zestig van Texel, was geen succes. ‘Het was een uitzonderlijke warme editie en op de helft was ik al behoorlijk kapot. Ik heb tussendoor moeten wandelen en finishte nog net onder de vijfenhalf uur. Dat was niet superslecht, maar ik zag de lol er niet van in om vaker zo kapot te gaan en nam me toen voor dat nooit weer te doen.’
Die gedachte wist hij tien jaar lang vast te houden. Toen ontdekte hij de wedstrijden in de bergen en belandde zijn voornemen om nooit meer een ultra te lopen, al snel in de prullenbak. Pechler: ‘Een marathon in de bergen is niet te vergelijken met een marathon op de weg. Niet alleen de hoogtemeters maar ook de ondergrond maken het bijzonder. De paden bestaan, vooral wat hoger in de bergen, uit smalle onverharde geitenpaadjes, vaak vol met stenen. Het dansend afdalen is prachtig als het een beetje lukt. Maar als plattelander zijn we daar toch altijd in het nadeel. Ik heb twee keer een enkelband afgescheurd en ben bij een afdaling op La Palma zo hard gevallen dat mijn kaak een hechting nodig had. Vooral bij ultra’s maak je prachtige tochten over de bergen en kom je op plaatsen waar je alleen na een lange voettocht kan komen. Bij de langere lopen ren je ook in de nacht over de bergen. Met een volle maan erbij en dan rennen tot de zon weer op komt. Dat is gewoon prachtig.’ De 57-jarige atleet heeft inmiddels 45 marathons en 55 ultralopen voltooid. Daarvan overstegen een negental zelfs de honderd kilometer. Zijn snelste marathon liet hij tien jaar geleden in Enschede noteren. Toen stond de klok stil na 2.50.05 uur. In de loop der jaren had Pechler zich aanzienlijk weten te verbeteren en dus was het oorspronkelijk gestelde doel bereikt.
De ultramarathon die de meeste indruk op hem heeft gemaakt, is tevens de langste die de Noord-Groninger ooit heeft afgelegd. In 2015 waagde hij zich aan de 170 kilometer lange ultratrail Du Mont Blanc-Chamonix, oftewel de UTMB. Een rondje om de Mont Blanc die hem door Frankrijk, Italië en Zwitserland bracht. Tijd was toen niet de belangrijkste factor. Het ging vooral om het uithoudingsvermogen. Zou zijn lichaam in staat zijn om deze krachtsinspanning te leveren. Sterker nog, zou Pechler in staat zijn om zichzelf tot aan de grens, en misschien daar wel overheen, van de toelaatbare belastbaarheid durven te begeven? ‘Tijdens de eerste nacht van de UTMB was ik er van overtuigd dat de ultraloop in het Italiaanse Courmayeur na ruim zeventig kilometer voor mij het eindstation zou worden. De bergen hadden me volledig gesloopt en het leek echt teveel gevraagd. Toen ik echter even ging rusten op de top van een berg, zag ik een deken van mist. Het was alsof het tussen de bergen was gespannen terwijl de eerste zonnestralen boven de bergtoppen verschenen. Opeens voelde ik me bevoorrecht. Het mentale aspect bij ultralopen werd me daar heel duidelijk. Hoe snel je schakelt van het willen stoppen, tot het uitkijken naar een mooie dag en waarschijnlijk nog een nacht afzien in de bergen.’ Hij voltooide het avontuur en noemt het nu een ervaring die ze hem nooit meer afnemen. Hij zou ook deelnemen aan de Western States, de bekendste Amerikaanse loop over honderd mijl. De finish wist hij niet te halen. Na honderd kilometer moest hij opgeven. Hij was niet bestand tegen de hitte die de temperatuur tot veertig graden deed oplopen.
Vorig jaar was er even een spoor van twijfel. Een vervelende blessure aan de aanhechtingspezen speelde hem parten. ‘Pas dan realiseer je je dat het niet vanzelfsprekend is dat je dit maar kan blijven doen. Dat je misschien je laatste race in de bergen hebt gedaan zonder dat je wist dat het je laatste zou zijn. Maandenlang heb ik nauwelijks kunnen rennen.’ Hij was er helemaal klaar mee en stelde zichzelf de vraag of hij ooit weer in staat zou zijn om lange afstanden te kunnen lopen. ‘Ik kon het me niet meer voorstellen dat hardlopen zonder pijn nog mogelijk was. Maar het lichaam is, zelfs op deze leeftijd, nog in staat zichzelf te repareren als je het voldoende rust geeft.’ Dat gegeven zal hem tijdens de laatste kilometers van de SallandTrail nog wel even door het hoofd hebben gespookt? ‘Ja, inderdaad. De laatste kilometers voelen altijd zwaar maar ik heb me steeds voorgehouden dat ik al 99 keer in deze situatie had gezeten en dat ik het deze keer ook zou redden.’
Het heeft uiteindelijk allemaal even wat langer geduurd door de coronajaren en die blessure, maar de honderdste is nu dus echt een feit. Een bijzondere mijlpaal in het sportleven van Pechler en dus rijst de vraag hoe lang hij nog wil doorgaan. En of er op zijn lijstje nog een (ultra)marathon ontbreekt die hij hoe dan ook een keer wil afleggen. ‘Nog honderd erbij is misschien wat teveel gevraagd maar zolang het lijf het toelaat, gaan er zeker nog velen volgen. Een verlanglijstje heb ik niet. Ik ben allang blij dat ik weer loop. Misschien kan ik me, als ik zestig ben, nog kwalificeren voor de UTMB. Ik heb deze gelopen toen ik net vijftig was. Het zou mooi zijn als me dat op mijn zestigste nog een keer zou lukken.’
Het enige wat nog ontbreekt op zijn enorme staat van dienst is een clubrecord op een afstand tot en met de marathon. Zelf is hij daar eigenlijk niet zo mee bezig, maar het moet wel heel raar lopen wil Pechler ook daar de komende tijd niet aan voldoen.