Kees Bouma (65) heeft vele voetbalvelden gezien en diverse clubs getraind. De van oorsprong Friese boerenzoon mag met recht een begrip in de noordelijke voetballerij worden genoemd. Enkele jaren geleden besloot hij te stoppen als voetbaltrainer. ‘Ik heb het dertig jaar gedaan en werd steeds ouder, terwijl de spelers jong bleven’, verklaart hij die stap. Begin deze maand kwam er een einde aan zijn loopbaan in het onderwijs. Na 43 jaar vond hij het mooi geweest. De stad-Groninger is met vervroegd pensioen gegaan. Een enorme overgang, maar van stilzitten zal geen sprake zijn. De man die ooit dacht dat hij wel weer naar Friesland zou terugkeren, heeft voldoende noten op zang. Van Kees Bouma zal men nog veel horen en zien. Bouma kwam op 1 december 1965 in het ziekenhuis van Drachten ter wereld. Hij groeide op in Frieschepalen als zoon van een boer. Een ‘tak van sport’ die hij nooit heeft geambieerd. ‘Het was voor mij al snel duidelijk dat ik mijn vader niet zou opvolgen. IK wilde als achtjarige al sportjournalist worden. Ik las de sportpagina’s en knipte stukjes over schaatsen, wielrennen, voetbal, schaken en dammen uit. Die kwamen dan in een plakboek terecht. Voor mijn ouders maakte ik af en toe een minikrantje.’ Wilde de jonge Bouma zijn hart volgen, dan moest hij naar Utrecht, waar de academie voor journalistiek was gevestigd. ‘Na het VWO zei mijn vader dat ik maar naar de PABO moest gaan. Onderwijzer zijn vond hij ook een mooi beroep. Ik heb zijn raad opgevolgd en er absoluut gen spijt van gehad.’ In 1980 zette hij zijn eerste schreden in het onderwijsveld. ‘In die tijd was werk vinden heel lastig. Er waren veel werkelozen. Na drie jaar invalwerk solliciteerde ik naar een functie op De Bron in Appingedam. Er waren 150 sollicitanten en uiteindelijk werd ik gekozen. Eigenlijk vond ik het veel te ver van mijn geliefde voetbalvereniging RWF, maar werk was ook belangrijk. Na drie jaar heen en weer rijden zijn we naar Appingedam verhuisd. Mijn toenmalige vrouw Marijke en ik zeiden tegen elkaar dat we na een paar jaar terug naar Friesland zouden gaan. Dat is nooit gebeurd. Appingedam is een mooi stadje.’ Na twee jaar De Bron werd hij onderwijzer aan De Rank, eveneens in Appingedam. Daar zou hij negen jaar blijven plakken. In 1993 werd Kees Bouma directeur van de Rengersborg in Farmsum en in 2000 van de Vore in de Delfzijlster wijk Tuikwerd. In 2009 aanvaardde hij en functie als directeur annex bestuurder van De Borg in Haren, de grootste christelijke school van de provincie Groningen. ‘Hier ben ik onlangs mee gestopt. Onderwijzer in de ware zin van het woord ben ik eigenlijk al sinds 2000 niet meer. Sinds dat jaar heb ik namelijk geen les meer gegeven’, vertelt Bouma. De voetbalwereld had Bouma toen al lang en breed ontleed. Als speler ontdekte hij de sport in Frieschepalen bij RWF. ‘In die tijd kon je pas op je elfde lid worden, zeer tot mijn ongeduld. Op mijn zestiende kwam ik in het eerste elftal en daar heb ik twaalf jaar in gespeeld met vier kampioenschappen. In mijn laatste jaren hadden we een erg sterk elftal, speelden in de competitie tegen clubs als ONS Sneek, Harkemase Boys, Buitenpost en Leeuwarder Zwaluwen en werden in mijn laatste seizoen derde. Vanaf mijn twintigste was ik ook aanvoerder. Na mijn verhuizing naar Appingedam heb ik nog een jaar in Friesland gevoetbald en aansluitend nog twee jaar in het eerste elftal van De Pelikanen. Daarna ben ik trainer geworden.’ Zijn eerste klus als hoofdtrainer was het Musselkanaalster SETA. Bouma beleefde er meteen drie hele mooie jaren met een kampioenschap in het derde jaar en promotie naar wat nu tweede klasse zou zijn. ‘Die titel kwam na twee beslissingswedstrijden tegen Noordscheschut. Dat was zo spannend.’ Na het avontuur in Musselkanaal keerde Bouma als trainer terug naar Noord-Groningen. Hij werd oefenmeester bij het toenmalige De Pelikanen, de club waar hij na een aantal omzwervingen nog een keer terug zou komen. Daarnaast waren er dienstverbanden bij Poolster in Spijk, het Ten Boerster Omlandia, Holwierde en Eems Boys. Zijn actieve trainersloopbaan sloot hij vervolgens bij Zuidhorn af. Dat hij in het onderwijs zat heeft volgens Bouma wel zijn weerslag gehad op zijn functioneren als trainer. ‘Je hebt absoluut voordelen van je didactische en pedagogische opleiding als trainer. Toen toptrainers in de profwereld eerst nog een vak leerden zag je veel onderwijsmensen. Zoals bijvoorbeeld Foppe de Haan, Hans Westerhof, Rinus Michels en natuurlijk Louis van Gaal. Dus ja, ik was dan ook wel een beetje de meester. Ik denk dat mijn beste eigenschap als trainer echter was dat ik met de meeste spelers, begeleiders en bestuursleden goed kon omgaan.’ Bouma vertelt dat er geen club is waar hij slechte herinneringen aan over heeft gehouden. ‘Er zijn wel eens vervelende dingen gebeurd, maar bij elke club ben ik goed weg gegaan. Ik ben nooit ontslagen en aan veel mensen zoals elftalleiders, spelers, bestuursleden en verzorgers heb ik dierbare herinneringen. Eigenlijk is er ook geen club die er in positieve zin uit schiet. SETA was meteen zo mooi, met het beste elftal dat dat kleine clubje ooit gehad heeft. Elftalleider Appie Sandman was nog op mijn afscheid bij Zuidhorn, hij was toen al ruim in de tachtig.’ De vier jaar tweede klasse met De Pelikanen zal hij ook niet licht vergeten. ‘Dat was met bijvoorbeeld de legendarische nacompetitie met Holwierde en Omlandia. Poolster was later sportief geen succes, maar het was wel een hele warme fijne club met Adri van Kooten als geweldige voorzitter. Het was trouwens ook mooi om de gebroeders Gezinus en Jampie Uilhoorn, in hun nadagen weliswaar, te mogen leren kennen. Holwierde was ook zo bijzonder doordat we twee keer op rij kampioen werden. In mijn laatste jaar was Holwierde zelfs de beste zaterdagclub van de provincie. We stonden nog boven Oranje Nassau. Het was toen verreweg de beste selectie die ik getraind heb, met mannen als Eddy Tuik, Marc Landskroon, Herbert van Bruggen en Martin van Dijken.’ Bij Eems Boys maakte hij veel bijzondere mensen mee zoals bijvoorbeeld David Momoh, ooit omschreven als ‘de zwarte parel’ van het noordelijk amateurvoetbal. Bouma: ‘Daarnaast had je veel Turkse jongens zoals de drie broers Tekinbas, veel culturele achtergronden, was Johan Tap zes jaar lang mijn elftalleider en Harm Smeenge de verzorger. Aan het einde van mijn zesde en laatste seizoen promoveerden we naar de eerste klasse door een overwinning in Assen op Olde Veste ’54 uit Steenwijk. Zelfs de halve finale van de beker hebben we in dat jaar gehaald. Het was zo’n mooi slot van een indrukwekkende periode.’ Ook in Ten Boer beleefde Bouma mooie tijden. Met Omlandia promoveerde hij naar de eerste klasse. Hij was de leermeester van, wat hij ‘prachtige voetballers’ noemt, spelers als Martin Oudman, Jan Oosterbeek en Jeroen Haan. Na die periode keerde hij terug naar De Pelikanen, dat naar de vierde klasse was afgezakt. Voor het eerst werd er in competitieverband tegen Appingedam gespeeld. Zevenhonderd toeschouwers zagen De Pelikanen na een dubbel tegen SC Elim promoveren. Tonnie ten Hove was vier jaar lang zijn elftalleider, nadat hij hem eerder al drie jaar bij Holwierde had meegemaakt, en Jaap Kiewiet was in zijn ogen de plezierige en hele goede keeperstrainer van de Damsters. Het slotstuk van zijn trainersloopbaan speelde zich, zoals reeds gememoreerd, in Zuidhorn af. ‘Een mooie club met het gezelligste elftal van al die dertig seizoenen. Bijna waren we via de nacompetitie naar de eerste klasse gepromoveerd. We kwamen tegen Leeuwarder Zwaluwen echter één doelpunt te kort. Mijn laatste jaar als trainer sloot ik af met een kampioenschap na een duel tegen SC Loppersum. We hadden toen een team met mannen als Laurens Bloem, mijn beste aanvoerder ever, Marcel Groothof (wat een keeper), kopwonder Jaap Jacobs en Jan Peter Steenbergen. De Sinterklaasavonden met de meest vreselijke gedichten en surprises waren op de club altijd legendarisch. Alle verenigingen die ik getraind heb volg ik nog een beetje. Ik kijk altijd hoe hun wedstrijd is verlopen. De band vermindert echter naarmate de tijd verstrijkt. Met Zuidhorn heb ik nog wel de meeste connectie. Hoewel ik moet zeggen dat zes jaar Eems Boys met al die bijzondere voetballers ook wel gezorgd heeft voor een speciale plek in mijn voetbalhart.’ Luisterend naar zijn verhalen, zou je bijna denken dat hij het trainer zijn mist. Bouma: ‘Nou, eigenlijk niet. Ik was er wel aan toe. Ik werd steeds ouder en de voetballers bleven maar 19 of 25 jaar. Met name het twee keer in de week de training verzorgen heb ik niet gemist. Dat kostte mij op het laatst veel energie. De spanning van de wedstrijden heb ik wel gemist. Het enorme fijne gevoel van een overwinning. Tegelijkertijd ben ik ook af van het zo verschrikkelijk kunnen balen van een nederlaag. Daar kon ik dagenlang last van hebben. Ik volg het voetbal nog wel. Vooral het profvoetbal, maar ook het amateurvoetbal. Ik heb het geluk gehad een loopbaan met veel titels en promoties te mogen hebben en het afscheid bij Zuidhorn was natuurlijk fantastisch. Kampioen op de laatste speeldag en een paar weken later had de club samen met mijn kinderen een afscheid met veel oude bekenden georganiseerd. Dat was voor mij een complete verrassing.’ Het was niet altijd rozengeur en maneschijn. In 2017 bijvoorbeeld schrok de voetbalminnende regio van het bericht dat Bouma een lelijke val had gemaakt. Eentje waar een lange herstelperiode achteraan zou komen. ‘Ik heb acht dagen met verlammingsverschijnselen in het UMCG in Groningen gelegen en daarna acht weken in Beatrixoord in Haren. Ik geloof dat ik niet het type ben om na te denken wat allemaal anders moet in mijn leven op zo’n moment. Wat ik toen vooral dacht, meteen vanaf het begin, was dat ik weer beter wilde worden. Weer werken en trainen. Daar heb ik mij zo goed mogelijk voor ingezet. Elke dag geoefend met een therapeute en zo snel mogelijk weer wandelen en fietsen. Ik denk dat op mijn school velen dachten ‘Kees komt niet meer terug’. Maar na vijf maanden ben ik weer begonnen. Zuidhorn was ook heel goed voor mij. Elftalleider Matthias Kooistra kwam elke week twee keer langs en ook Laurens en Marcel en mijn tijdelijke vervanger Simon Koster kwamen vaak op bezoek. Ik heb wel blijvende pijnklachten overgehouden aan het ongeluk, maar mag blij zijn dat het zo is afgelopen.’ Na de jaarwisseling is het een stuk rustiger geworden voor de 65-jarige. Het vervroegde pensioen is nog maar net ingegaan, maar Bouma beseft dat er het een en ander in zijn dagelijkse routine gaat veranderen. ‘Ja, dat zal even wennen worden. Directeur zijn van een school met 500 leerlingen is een drukke baan, waar ik ook in het weekend altijd nog wel wat uurtjes mee bezig ben geweest. Ik heb 43 jaar fulltime gewerkt en 30 jaar lang het trainerschap daarmee gecombineerd. Dat is bijna anderhalve baan. Nu heb ik veel vrije tijd en hoop wat andere zinvolle dingen te gaan doen. Ik zit in de redactie van de wijkkrant hier in Groningen, pas een middag op mijn kleinzoon Manuel, ga wat cursussen volgen, hardlopen en veel lezen. Het komt vast goed, maar de overgang is inderdaad enorm groot.’ En wat vooral niet vergeten mag worden is het feit dat het kleine kereltje met zijn minikrantje en plakboeken vol sportartikelen eindelijk dat is gaan doen waarvoor hij volgens eigen zeggen in de wieg was gelegd. Kees Bouma heeft zich op de sportjournalistiek gestort. ‘Toen ik in 2019 stopte als trainer heb ik direct gesolliciteerd als verslaggever. En dat is gelukt. Ik ga elk weekend naar een wedstrijd, soms wel twee en schrijf nog een belstukje over de hoofdklasse vrouwen. De krant waarvoor ik schrijf heeft vier edities, dus meestal vind je mijn stukje maar in één daarvan.’ Bouma zegt dat het een voordeel is dat men hem naar clubs stuurt waar hij trainer is geweest. ‘Ik ken veel achtergronden van die verenigingen en kan er toch heel objectief over schrijven. Sturen ze mij naar Alcides, Hoogeveen of GOMOS, dan moet ik mij daarin verdiepen. Dat is bij DVC Appingedam niet nodig. Ik hoop dit nog lang te kunnen doen.’ Als je een rijke carrière zoals die van Kees Bouma hebt opgebouwd, wil je nog wel eens over je schouder kijken. Of er misschien zaken zijn die je, met de kennis van nu, toen anders zou hebben gedaan. Bouma vormt geen uitzondering op die regel. ‘Oh, ik zou honderden dingen anders of beter hebben kunnen doen. Maar het leven gaat zoals het gaat. Als trainer was ik enorm fanatiek toen ik jong was. Later relativeerde ik wat beter en werd de bewijsdrang wat minder. Dat is in veel opzichten wel goed. Dat hoort ook bij het ouder worden. Dat zal iedereen herkennen. Maar een flinke drive brengt je ook iets. Wat ik zeker anders zou doen als ik het over kon doen is dit. Ik heb weleens erg lastige en vervelende spelers te lang gehandhaafd. Vaak omdat ze goed waren. Dat zou ik nu anders doen. Ben je voortdurend van negatieve invloed op het groepsproces? Eruit, ook al ben je de beste speler.’ En dan is er nog die vermaledijde coronacrisis waar we allemaal wel een mening over hebben. Bouma: ‘ Iedereen vindt van alles van het regeringsbeleid. Ondernemers, winkelpersoneel, sporters en sportclubs, onderwijs, de zorg, enzovoort. Iedereen meent dat zijn eigen groep tekort wordt gedaan. Ik doe daar niet aan mee. Ik heb respect voor de regering. Het is een ongekende situatie en onmogelijk om het goed te doen. Natuurlijk zou dat sporten moeten kunnen. Maar leer mij bijvoorbeeld de voetballers kennen. Die gaan trainen om acht uur, nemen een paar kratjes bier mee en drinken die samen leeg na afloop. Niemand denkt meer om die anderhalve meter. En dat in een hal sporten niet mag, begrijp ik. Het ergste is het naar mijn idee voor de jonge mensen, de pubers, en voor de mensen die hun inkomen niet kunnen verdienen.’ Op de vraag of hij voor de coaches en sporters van nu een boodschap heeft zegt Bouma: ‘Ga door zolang je kunt. Ik vond de periode als voetballer in het eerste elftal heel mooi en zou het graag over doen. Aan het trainen heb ik daarnaast veel plezier beleefd. Ik heb zoveel mooie momenten van euforie gekend, fijne mensen ontmoet en leren kennen. Daar ben ik erg dankbaar voor.’